vrijdag 29 maart 2024
om 19:30 uur
Stille Week (Goede Vrijdag)
Ouderling(en): Marjanne Vermeulen
Organist: Joletta Bok
Openingstekst
Jesaja 53: 5
Goede Vrijdag 29 maart
Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken.De straf die hij onderging, bracht ons vrede, zijn striemen gaven ons genezing.
Moment van stilte
Laten we een moment stil zijn in het besef van Gods tegenwoordigheid, boven en over ons, en om en in ons.
Begroeting:
Stil staan wil ik bij Uw lijden, bij Uw sterven, dan mag ik weten wie U bent, wat U deed. Omdat het antwoord dan gegeven is.
Het geheim is openbaar
geworden.
De stilte wordt opgeheven straks als het Paaszondag wordt
Zingen: Lied 578: 1, 2
O kostbaar kruis, o wonder Gods, waaraan de prins der glorie stierf; Ik wil om U zijn zonder trots,
ik acht verlies wat ik verwierf
Bewaar mij dat ik roemen zou dan in mijns Heren Christi dood.
Al wat ik anders noemen zou is niets bij dit mysterie groot.
Gebed voor de Goede Vrijdag.
Bij u Heer schuilen wij
in het onbarmhartige licht van deze
dag.
Hoor ons God en blijf ons niet ver.
Hoor ons en kom ons te hulp!
U bent een wal tegen nacht en ontij,
U, de grond van ons vertrouwen.
In Uw handen, Heer, bevelen wij ons leven. Beschut ons met de schaduw van uw vleugels! Hier gedenken wij Jezus Messias,
in zijn lijden, in zijn dood.
In de dagen van zijn leven
heeft hij onze zwakheid gedragen,
onze leegte onder ogen gezien.
Hier zien wij op naar het kruis.
Laat dit uur voor ons zijn
als een waken en bidden met Hem.
Amen
Luisterlied: Opwekking 657 Zie het kruis
We luisteren nu naar het Lijdensevangelie naar Johannes. Zonder verdere toelichting, behalve dit: Jezus’ lijden en ons bestaan doordringen hier elkaar...
Lezen: Johannes 18: 1-11
Nadat Jezus dit alles gezegd had, ging Hij met zijn
leerlingen naar de overkant van de Kindron. Daar liep
Hij een tuin in, met zijn leerlingen. Judas, die Hem zou
uitleveren, kende deze plek ook, want Jezus was er
vaak met zijn leerlingen samengekomen. Judas ging
ernaartoe, samen met de cohort soldaten en een aantal
dienaren van de hogepriesters en de farizeeën. Ze waren gewapend en droegen fakkels en lantaarns.
Jezus wist precies wat er met Hem zou gebeuren. Hij
liep naar hen toe en vroeg: ‘Wie zoeken jullie?’ Ze
antwoordden: ‘Jezus van Nazaret.’ ‘Ik ben het,’ zei
Jezus, terwijl Judas, die Hem kwam uitleveren, erbij
stond. Toen Hij zei: ‘Ik ben het,’ deinsden ze achteruit
en vielen op de grond. Weer vroeg Jezus: ‘Wie zoeken
jullie?’ en weer zeiden ze: ‘Jezus van Nazaret.’ ‘Ik heb
jullie al gezegd: “Ik ben het,”’ zei Jezus. ‘Als jullie Mij
zoeken, laat deze mensen dan gaan.’ Zo moest zijn
uitspraak in vervulling gaan: ‘Geen van hen die U Mij
gegeven hebt, heb Ik verloren laten gaan.’ Daarop trok
Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had, haalde uit
naar de knecht van de hogepriester en sloeg hem zijn
rechteroor af; Malchus heette die knecht.
Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Steek je zwaard in de schede. Zou Ik
de beker die de Vader Mij gegeven heeft niet drinken?’
Zingen: NLB 587: 1
Licht voor de wereld, geeft U zich gevangen in deze nacht van duistere belangen?
Ik zoek U, Heer, en vraag U:maak mijn oren heel om te horen.
Lezen: Johannes 18: 12-27
De soldaten met hun tribuun en de Joodse gerechtsdienaars grepen Jezus en boeiden Hem. Ze brachten Hem eerst naar Annas, de schoonvader van Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriester, en hij was het die de Joden had voorgehouden: ‘Het is goed dat één mens sterft voor het hele volk.’Simon Petrus kwam met een andere leerling achter Jezus aan. Deze andere leerling kende de hogepriester en ging met Jezus het paleis van de hogepriester in, maar Petrus bleef buiten bij de poort staan. Daarop kwam de andere leerling, de kennis van de hogepriester, weer naar buiten; hij sprak met de portierster en nam Petrus mee naar binnen. Het meisje sprak Petrus aan: ‘Ben jij soms ook een leerling van die man?’ ‘Nee, ik niet,’ zei hij. De knechten en de gerechtsdienaars stonden zich te warmen bij een vuur dat ze hadden aangelegd omdat het koud was; ook Petrus ging zich erbij staan warmen.
De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en over zijn leer. Jezus zei: ‘Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb steeds onderricht gegeven op plaatsen waar de Joden bij elkaar komen, in synagogen en in de tempel, en nooit heb Ik iets in het geheim gezegd. Waarom ondervraagt u Mij? Vraag het toch aan de mensen die Mij gehoord hebben, zij weten wat Ik gezegd heb.’ Toen Jezus dat zei, gaf een van de dienaren die erbij stonden Hem een klap in het gezicht:
‘Is dat een manier om de hogepriester te antwoorden?’ Jezus zei: ‘Als Ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was, maar als het juist is wat Ik heb gezegd, waarom slaat u Me dan?’ Daarna stuurde Annas Hem geboeid naar Kajafas, de hogepriester. Simon Petrus stond zich intussen nog steeds te warmen. ‘Ben jij soms ook een leerling van Hem?’ vroegen ze. ‘Nee,’ ontkende Petrus, ‘ik niet.’ Maar een van de knechten van de hogepriester, een familielid van de man van wie Petrus het oor had afgeslagen, zei: ‘Maar ik heb toch gezien dat je in die tuin bij Hem was?’ Weer ontkende Petrus, en meteen kraaide er een haan.
Zingen: NLB 587: 2
Eén mens moet sterven om een volk te redden. Door uw gehoorzaam lijden kan ik verder, warm ik mij aan Uw liefde die niet loochent Open mijn ogen.
Lezen: Johannes 18: 28-40
Jezus werd van Kajafas naar het pretorium gebracht. Het was nog vroeg in de morgen. Zelf gingen ze niet naar binnen, anders zouden ze zich verontreinigen en niet aan het pesachmaal kunnen deelnemen. Daarom kwam Pilatus naar buiten. ‘Waarvan beschuldigt u deze man?’ vroeg hij. Ze antwoordden: ‘Als Hij geen misdaden had gepleegd, zouden we Hem niet aan u uitgeleverd hebben.’ Pilatus zei: ‘Neem Hem dan mee, en veroordeel Hem volgens uw eigen wet.’ Maar de Joden wierpen tegen: ‘Wij hebben het recht niet om
iemand ter dood te brengen.’Zo moest de uitspraak van Jezus in vervulling gaan waarin Hij aanduidde welke dood Hij zou sterven.
Pilatus ging het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg Hem: ‘Bent U de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over Mij gezegd?’ ‘Ik ben toch geen Jood,’ antwoordde Pilatus. ‘Uw volk en uw hogepriesters hebben U aan mij uitgeleverd – wat hebt U gedaan?’ Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat Ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’ Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat Ik koning ben,’ zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat Ik zeg.’ 38 Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’
Na deze woorden ging hij weer naar de Joden buiten. ‘Ik heb geen schuld in Hem gevonden,’ zei hij. ‘Maar het is bij u gebruikelijk dat ik met Pesach iemand vrijlaat – wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ Toen begon iedereen te schreeuwen: ‘Hem niet, maar Barabbas!’ Barabbas was een misdadiger.
Zingen: NLB 587: 3
Hemelse koning, door God uitgekozen,
waarom staat U terecht als rechteloze?
U hebt geen schuld, de waarheid is geschonden. U draagt mijn zonden.
Lezen: Johannes 19: 1-16a
Toen liet Pilatus Jezus geselen. De soldaten vlochten een kroon van doorntakken, zetten die op zijn hoofd en deden Hem een purperen mantel aan. Ze liepen naar Hem toe en zeiden: ‘Gegroet, koning van de Joden!’, en ze sloegen Hem in het gezicht. Pilatus ging weer naar buiten en zei: ‘Ik zal Hem hier buiten aan u tonen om u duidelijk te maken dat ik geen enkel bewijs van zijn schuld heb gevonden.’ Daarop kwam Jezus naar buiten, met de doornenkroon op en de purperen mantel aan. ‘Hier is Hij, die mens,’ zei Pilatus. Maar toen de hogepriesters en de gerechtsdienaars Hem zagen begonnen ze te schreeuwen: ‘Kruisig Hem, kruisig Hem!’ Toen zei Pilatus: ‘Neem Hem dan mee en kruisig Hem zelf, want ik zie niet waaraan Hij schuldig is.’ De Joden zeiden: ‘Wij hebben een wet die zegt dat Hij moet sterven, omdat Hij zich de Zoon van God heeft genoemd.’ Toen Pilatus dit hoorde, schrok hij hevig. Hij ging het pretorium weer in en vroeg aan Jezus: ‘Waar komt U vandaan?’ Maar Jezus gaf geen antwoord. ‘Waarom zegt U niets tegen mij?’ vroeg Pilatus. ‘Weet U dan niet dat ik de macht heb om U vrij te laten of U te kruisigen?’ Jezus antwoordde: ‘De enige macht die u over Mij hebt, is u van boven gegeven. Daarom draagt degene die Mij aan u uitgeleverd heeft de meeste schuld.’ Vanaf dat moment wilde Pilatus Hem vrijlaten. Maar de Joden riepen: ‘Als u die man vrijlaat bent u geen vriend van de keizer, want iedereen die zichzelf tot koning uitroept pleegt verzet tegen de keizer.’ Toen Pilatus dit hoorde, liet hij Jezus naar buiten brengen. Zelf nam hij plaats op de rechterstoel op het zogeheten
Mozaïekterras, in het Hebreeuws Gabbata. Het was rond het middaguur op de voorbereidingsdag van Pesach. Pilatus zei tegen de Joden: ‘Hier is Hij, uw koning.’ Meteen schreeuwden ze: ‘Weg met Hem, weg met Hem, aan het kruis met Hem!’ Pilatus vroeg: ‘Moet ik uw koning kruisigen?’ Maar de hogepriesters antwoordden: ‘Wij hebben geen andere koning dan de keizer!’ Toen droeg Pilatus Hem aan hen over om Hem te laten kruisigen.
Zingen: NLB 587: 4
Hier is God zelf, ontdaan van alle glorie, de mens die uit de hemel is geboren.
Ik ben de gesel die Hem openhaalde,
ik laat hem vallen.
Lezen: Johannes 19: 16b-30
Jezus werd weggevoerd; Hij droeg zelf het kruis naar de zogeheten Schedelplaats, in het Hebreeuws Golgota. Daar kruisigden ze Hem, met twee anderen, aan weerskanten één, en Jezus in het midden. Pilatus had een inscriptie laten maken die op het kruis bevestigd werd. Er stond op: ‘Jezus van Nazaret, koning van de Joden’. Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks, en omdat de plek waar Jezus gekruisigd werd dicht bij de stad lag, werd deze inscriptie door veel Joden gelezen. De hogepriesters van de Joden zeiden tegen Pilatus: ‘U moet niet “koning van de Joden” schrijven, maar “Deze man heeft beweerd: Ik ben de
koning van de Joden”.’ ‘Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven,’ was het antwoord van Pilatus.
Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar zijn onderkleed was in één stuk geweven, van boven tot beneden. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we het niet scheuren, maar laten we loten wie het hebben mag.’ Zo moest in vervulling gaan wat de Schrift zegt: ‘Ze verdeelden mijn kleren onder elkaar en wierpen het lot om mijn gewaad.’ Dat is wat de soldaten deden.
Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en haar zus, en Maria, de vrouw van Klopas, en Maria van Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie Hij veel hield, zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, dat is uw zoon,’ en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder.’ Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.
Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei Hij: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat water met azijn; ze doopten er een spons in en brachten die, gestoken op een majoraantak, naar zijn mond. Nadat Jezus ervan gedronken had zei Hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.
De vijfde kaars en de Paaskaars worden gedoofd.
Moment van stilte
Zingen: NLB 587: 5
Jezus, gekruisigd - met ontzag en deernis zie ik uw zorg voor moeder en voor leerling liefde is dorst naar vrede zonder einde, water dat wijn wordt.
Lezen: Johannes 19: 31-37
Het was voorbereidingsdag, en de Joden wilden voorkomen dat de lichamen op sabbat, en nog wel een bijzondere sabbat, aan het kruis zouden blijven hangen. Daarom vroegen ze Pilatus of de benen van de gekruisigden gebroken mochten worden en of ze de lichamen mochten meenemen. Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was, en ook die van de ander. Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat Hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet. Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit. Hiervan getuigt iemand die het zelf heeft gezien, en zijn getuigenis is betrouwbaar. Hij weet dat hij de waarheid spreekt en wil dat ook u gelooft. Dit gebeurde omdat de Schrift in vervulling moest gaan: ‘Geen van zijn beenderen zal verbrijzeld worden.’ Een andere schrifttekst zegt: ‘Ze zullen hun blik richten op Hem die ze hebben doorstoken.’
Zingen: NLB 587: 6
Zing met de psalm: geen woord is er gebroken - de waarheid is gezien om te geloven.
Daarom Heer Jezus, met de ooggetuige
wil ik mij buigen.
Lezen: Johannes 19: 38-42
Na deze gebeurtenissen vroeg Josef van Arimatea – die een leerling van Jezus was, maar uit angst voor de Joden in het geheim – aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf toestemming en Josef nam het lichaam mee. Nikodemus, die destijds ’s nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra. Ze wikkelden Jezus’ lichaam met de balsem in linnen, zoals gebruikelijk is bij een Joodse begrafenis. Bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een tuin, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. Omdat het voor de Joden voorbereidingsdag was en dat graf dichtbij was, legden ze Jezus daarin.
Zingen: NLB 587: 7
Rijke geschenken zou ik willen geven, eerbied en dank, de mirre van mijn leven, Eer aan de Heer, die dood en duister keerde, Licht voor de wereld.
Slotwoorden.
Jezus heeft alles volbracht. Er hoeft niets van ons meer bij. Het is niet zo dat wij ons best moeten doen om bij God te horen, want Jezus heeft alles volbracht.
Het is dan ook ‘Jezus alleen’. Hij heeft alles volbracht. Het is zijn leven in ons, het gaat om zijn relatie met de Vader – daarin mogen wij delen. Het gaat dus niet om
de kracht van ons geloof, maar om zijn geloof – waarin wij mogen delen. Ons geloven is eenvoudig: ontvangen. Niet: ons gelovige leven leiden, maar Hem Zijn leven in ons laten leiden.
Wij bidden samen het Luthers avondgebed
Heer, blijf bij ons,
want het is avond en de nacht zal komen. Blijf bij ons en bij heel uw kerk
aan de avond van deze dag,
aan de avond van het leven,
aan de avond van de wereld.
Blijf bij ons
met uw genade en goedheid,
met uw troost en zegen,
met uw Woord en sacrament,
Blijf bij ons wanneer over ons komt
de nacht van beproeving en angst,
de nacht van twijfel en aanvechting,
de nacht van de strenge, bittere dood. Blijf bij ons
in leven en in sterven,
in tijd en eeuwigheid.
Amen.
In stilte verlaten wij de kerk.
|